Het eerste woord dat ik ooit volledig uitsprak, ergens in 1988, was electricity. Dit vertelt mijn moeder al meer dan dertig jaar op feestjes en ik geloof het nog steeds niet.

Desalniettemin is mijn interesse voor techniek altijd overduidelijk geweest. Het is een wonder dat ik nog steeds alle twaalf mijn vingers heb, gelet op de talloze keren dat ik kortsluiting heb veroorzaakt met zowel hoog- als laagspanning tijdens het knutselen met, uit elkaar schroeven en misbruiken van allerlei elektronica. Soms schrik ik nog steeds wakker van de oorverdovende knal die ik ervoer toen ik de Bang & Olufsen speakers van mijn ouders door de voorruit van het huis lanceerde na de draadjes in het stopcontact te hebben gestoken. Zo ne grote vuurbal jonge.

Om de een of andere reden besloot ik na de middelbare school om Rechten te gaan studeren. Nu, meer dan tien jaar later, snap ik die beslissing nog steeds niet. Na drie jaar was die droom ook weer voorbij en ben ik maar tijdelijk in de automatisering gaan werken om m’n interesses op een rij te zetten. Informatica studeren was veel logischer, al was de Universiteit Antwerpen nou niet echt een gezellige plek. Dus ben ik in 2011 met twee nieuwe bachelors (Industrial Design en Technische Informatica) aan Eindhoven University of Technology begonnen. Goede keuze.

Een bemoeial, dat ben ik altijd al geweest. Het was de tweede maand van m’n studie dat ik al voorlichting begon te geven op de Technische Universiteit Eindhoven. Een zetel in de Faculteitsraad volgde snel, waarna de stap naar Universiteitsraad al snel gemaakt was. In de tussentijd werd ik ook verliefd op studieverenigingen, de wat meer intellectuele tegenhanger van de studentenverenigingen. Bestuur doen was mijn intentie, maar het micromanagement van dealen met zeurende leden trok mij totaal niet. Gelukkig bleek er een nóg politiekere functie te zijn: koepelbestuur.

Na deze jaren van bemoeienis met alle facetten van het reilen en zeilen van de universiteit kon een column in het campusblad natuurlijk niet uitblijven. Inmiddels ben ik met regelmaat een zure zak genoemd en niet zonder reden. Een aantal van mijn columns hebben over de jaren kwaad bloed gezet bij verschillende partijen, van universiteitsdiensten tot verenigingen, van religieuze groepen tot leden van het College van Bestuur. Soms leidde dit tot hartkloppingen en een gevoel van ‘wat heb ik nu weer aangericht’, maar mijn megalomane kant denkt dan altijd aan de woorden van Winston Churchill: ‘You have enemies? Good. That means you’ve stood up for something, sometime in your life.

Inmiddels heb ik het besturen én studeren achter me gelaten en ben ik full-on burger met een burgerbaan en burgerleaseauto. Om dit oersaaie doch ontzettend stabiele leven een beetje minder saai en minder stabiel te maken heb ik een paar jaar geleden mijn Twitteraccount weer afgestofd. Aangezien ik geen budget wil vrijmaken voor therapie gooi ik nu alles wat ik denk op de twits. Dit leidt over het algemeen tot leuke vrolijke interacties en soms tot nog leukere boze interacties. Deze site dient deels als een permanente tentoonstelling van deze interacties en deels als extensie van mijn gedachtenstroom, voor zover deze beperkt worden door de 280-tekens limiet op Twitter.